Leven in slowmotion
- Nico

- 29 okt
- 2 minuten om te lezen
Soms is sterk zijn niet stoer doen, maar gewoon doorgaan terwijl je hoofd in de mist hangt. Dit is hoe het voelt om te leven met een chemobrein, en ook precies waarom ik geloof dat oppervlakkigheid soms is wat je nodig hebt. Er is niets mis met een beetje oppervlakkigheid op z’n tijd. Het is al serieus genoeg allemaal. Zeker nu.
Ik leef op dit moment in een vreemde wereld. De chemo begint op te schieten, nog maar vijf kuren te gaan. Maar die chemo laat inmiddels ook flink zijn sporen na. Mijn hoofd is één grote mistige warboel; alles komt traag binnen en gaat er zo mogelijk nog trager uit. Als ik aan het praten ben, kan het zomaar gebeuren dat ik halverwege een zin vergeet waar ik het over had of wat ik wilde zeggen.
Daar komt bij dat ik me voel alsof ik in een modderpoel vastzit en probeer te bewegen. Alles gaat langzaam en is zwaar. Ik ben voortdurend buiten adem, maar ik loop nog steeds stug twee keer per dag met mijn hond, doe krachttraining in mijn achtertuin en ga ook twee keer per week roeien bij mijn gym (shout-out naar Crimson Gym!).
Ik hang van de lijstjes aan elkaar; iets zelf onthouden gaat gewoon niet. En focussen? Vergeet het maar. Zodra ik het probeer, ben ik eigenlijk alweer afgedwaald. Laat staan twee dingen tegelijk! Multitasken was al nooit mijn sterkste kant, maar nu is het helemaal hopeloos.
Wat ik lastig vind, is dat het lijkt alsof ik geen filter meer heb. Er komen soms dingen uit mijn mond die compleet ongenuanceerd zijn, en ik ben bang dat ik daar al wat mensen mee gekwetst heb (mocht je je nu persoonlijk aangesproken voelen: mijn oprechte excuses! Ik ben nu verminderd toerekeningsvatbaar en heb het vast niet zo bedoeld). Hoewel ik altijd al direct ben, ben ik nooit echt bot. En dat ben ik nu soms wel.
Gelukkig heb ik niet echt lichamelijke klachten. Mijn nagels zijn donkerblauw, al mijn haren zijn weg, mijn gezicht ziet eruit als verkreukeld keukenpapier, en ik zit onder de onverklaarbare blauwe plekken — maar dat is het dan ook wel. Ik heb honger, eten smaakt prima, dus dat is een pluspunt.
Nou ja, genoeg gezeurd. Nog vijf weken, dan is dit deel echt afgelopen. Op slechte dagen denk ik weleens: waar doe ik dit voor? Maar op goede dagen (die gelukkig nog altijd de overhand hebben) weet ik het weer: voor mezelf. Ik heb nog te veel leven te leven, nog te veel te doen — en ik ben het allemaal waard. Elke dag een beetje mist, maar ook een beetje licht. En dat is voorlopig genoeg.





